...
Wanneer het vinkje Routenummer overnemen is aangevinkt en er is een Routeomschrijvingsjabloon ingevuld, dan wordt het routenummer opgebouwd volgende de ingegeven sjabloon. Zie Placeholders routenummer voor beschikbare placeholders. Als het routenummer overnemen vinkje aanstaat, maar er is geen routeomschrijvingsjabloon gevuld, dan wordt geprobeerd om het routenummer te bepalen uit attribuut customer_data_taskNumber of TaskNumber uit het OTM bericht. Als beide leeg zijn, dan blijft het routenummer leeg en wordt in de HUB de standaard werking toegepast en wordt het ordernummer als routenummer gevuld bij zowel de order als de rit.
LET OP! Als routenummer niet uniek genoeg is, dan kan het zijn dan orders samengevoegd worden tot één rit. Het is dus heel belangrijk om het routenummer zo uniek mogelijk samen te stellen.Wanneer het vinkje Routenummer overnemen
is aangevinkt, dan wordt het routenummer van de order/rit overgenomen uit het attribuut customer_data_taskNumber uit het OTM bericht. Als deze waarde geen numerieke waarde bevat, dan blijft het routenummer leeg (NULL) en wordt in de HUB de standaard werking toegepast en wordt het ordernummer als routenummer gevuld bij zowel de order als de rit.Als de optie orderregel per ritactiviteit aangevinkt is, dan wordt van elke action binnen een stop een orderregel aangemaakt in Transplan. Van de volgende actions wordt dan een orderregel aangemaakt:
...
In het veld Ritomschrijving sjabloon kan de opbouw van de ritomschrijving ingesteld worden. Hier kan tekst ingevuld worden alsook zogenaamde ‘placeholders' (herkenbaar door de { en } tekens). Deze placeholders worden vervangen door data uit het OTM bericht (indien beschikbaar). Zie Placeholders voor beschikbare placeholders en waar de data uit het OTM bericht wordt gelezen.
...
Als er geen match gevonden kan worden o.b.v. filtersjabloon en filterwaarde, dan wordt er een standaard een regel aangemaakt. Deze regel wordt standaard op niet actief gezet.
...
Veld in Transplan | Veld in OTM bericht |
---|---|
adresnamen | name van elke stop (alleen in omschrijving functioneel; niet in filter) |
afdeling | eerste beschikbaar uit: department / rateReference / eerste deel van name, tot symbool '|', spatie, '/' |
carriercode | actor met rol carrier, daarvan code uit de externalAattributes |
eerste_dc_stad | city van eerste locatie met 'type' 'warehouse' |
eerste_stad | Plaats van de eerste (niet geannuleerde) stop. |
externe_reservering | reservationExternalNumber uit de externalAttributes van de trip. |
kenteken | licenseplate uit entiteit vehicle |
klantnaam | customerName uit de externalAttributes van de trip. |
klant_id | customerId uit de externalAttributes van de trip. |
laatste_dc_stad | Plaats van de laatste locatie van 'type' 'warehouse' |
laatste_stad | Plaats van de laatste (niet geannuleerde) stop. |
opdrachtnummer | eerste beschikbaar uit: externalAttributes.Customer_data_taskNumber of externalAttributes.taskNumber |
ordersoort | OrderType uit de externalAttributes van de trip. |
moeilijkheidsgraad | Alleen voor AH PTS. De hoogste moeilijkheidsgraad van alle niet DC stops. De moeilijksheidsgraad komt uit property location.ExternalAttributes.stopComplexity. Hieronder de de moeilijkheidsgraad van laag naar hoog:
|
multi_dc | isMultiDc uit ExternalAttributes van de trip. Mogelijke waarden:
|
ritnaam | eerste beschikbaar uit: externalAttributes.displayName en name |
rittype | customer_data_tripType uit ExternalAttributes van de rit en anders tripType uit ExternalAttributes van de trip. Mogelijke waarden:
|
routenummer | RouteNumber uit ExternalAttributes van de trip. |
routeowning_dc | GroupingAddressLocationId uit ExternalAttributes van de trip. |
planafdeling | planafdeling (alleen AH PTS). Uit ExternalAttributes.planDeparment |
product_soort | de verschillende unieke commodity van de eerste DC stop. De commodity bevat bijv. FRESH of AMBIENT. De waarde komt uit load/unlaod.consignment.externalAttributes.commodity. Als er geen commodity is dan alle (unieke) temperatuurGroupName uit ExternalAttributes van de trip. Mogelijke waarden bijv. Freeze, Ambient e.d. Meerdere waarden worden gescheiden door een / -teken |
starttijd_rit | PlannedStart of StartDateTime uit externalAttributes van de rit en anders de starttijd van de eerste stop. Formaat is hh24:mi (bijv. 09:15) |
status | status van de rit (alleen AH PTS). Uit trip.externalAttributes.status |
steden | city van elke stop (alleen in omschrijving functioneel; niet in filter) |
taak_opmerking | taskRemark uit externalAttributes van de trip. |
trekkertype | eerste beschikbaar uit: externalAttributes.requestedTractorType en vehicle.vehicleType |
vlootnummer | externalAttributes.plannedFleetNumberTractor en anders customer_data_routeId uit ExternalAttributes van de trip. |
voertuig_id | vehicleId uit externalAttributes van de entiteit vehicle |
voertuigtype | externalAttributes.requestedVehicleType en anders customer_data_resourceType uit ExternalAttributes van de trip. |
zending_type | De (unieke) type zendingen (consignment type) van alle stops (gescheiden door een komma). |
...
Veld in Transplan | Veld in OTM bericht |
---|---|
opdrachtnummer | eerste beschikbaar uit: externalAttributes.Customer_data_taskNumber of externalAttributes.taskNumber |
carriercode | actor met rol carrier, daarvan code uit de externalAattributes |
afdeling | eerste beschikbaar uit: department / rateReference / eerste deel van name, tot symbool '|', spatie, '/' |
ritdatum | De ritdatum (formaat ddMMyyyy). Ritdatum wordt bepaald uit PlannedStart of StartDateTime uit externalAttributes van de rit en anders de starttijd van de eerste stop. |
ritnaam | De naam van de rit. Property Name uit het OTM bericht. |
routenummer | RouteNumber uit ExternalAttributes van de trip. |
vlootnummer | externalAttributes.plannedFleetNumberTractor en anders customer_data_routeId uit ExternalAttributes van de trip. |
weeknummer | Weeknummer van de ritdatum. Als weeknummer kleiner is dan 10, dan wordt een 0 er voor gezet. Bijv. weeknummer 8 wordt als “08” gevuld. |
...